Functietoetsen gebruiken op de Mac
De bovenste rij toetsen op een Apple toetsenbord worden functietoetsen genoemd. Functietoetsen kunnen worden gebruikt voor toetscombinaties of voor bepaalde systeemfuncties die op de toetsen zijn afgebeeld. Zo kun je de toets F11 als toetscombinatie gebruiken om het bureaublad weer te geven of als systeemfunctie om het geluid van de computer zachter te zetten.
Functietoetsen zijn standaard ingesteld als toetsen voor systeemfuncties. Om de functietoetsen voor toetscombinaties te gebruiken, moet je (afhankelijk van het model van de Mac en of je een Magic Keyboard gebruikt) ook de Fn-toets of de Wereldbol-toets ingedrukt houden. Om het bureaublad weer te geven, moet je dan op Fn + F11 of + F11 drukken.
Als je de functietoetsen vaker voor toetscombinaties dan voor systeemfuncties gebruikt, kun je een optie instellen, zodat je de Fn-toets of de Wereldbol-toets niet ingedrukt hoeft te houden.
Kies op de Mac Apple-menu > 'Systeeminstellingen' en klik op 'Toetsenbord' in de navigatiekolom. (Mogelijk moet je omlaag scrollen.)
Klik op 'Toetscombinaties' en klik vervolgens in de navigatiekolom op 'Functietoetsen'.
Schakel 'Gebruik de toetsen 'F1', 'F2', enzovoort, als standaardfunctietoetsen' in.