Een back‑up maken en terugzetten op je iPhone, iPad of iPod touch via de Mac of iCloud
Een van de beste manieren om te voorkomen dat de gegevens op een iPhone, iPad of iPod touch beschadigd raken of verloren gaan, is door een back‑up van je bestanden en instellingen te maken die op je Mac of in iCloud wordt bewaard. Het is ook handig om een back‑up te hebben als je een nieuw apparaat aanschaft en je oude instellingen naar dit apparaat wilt kopiëren.
Nadat je een back‑up hebt gemaakt van het apparaat, kun je die back‑up terugzetten om de gegevens op het apparaat indien nodig te herstellen. Als er problemen zijn met het apparaat die niet kunnen worden hersteld door een back‑up terug te zetten, kun je het apparaat ook terugzetten op de fabrieksinstellingen. Vervolgens zet je een back‑up terug om te kijken of het probleem daarmee is opgelost.
Een back‑up maken van je apparaat
Verbind je apparaat met de Mac.
Je kunt je apparaat aansluiten via een USB- of USB-C-kabel of via een wifiverbinding. Zie Materiaal via wifi synchroniseren tussen je Mac en iPhone, iPad of iPod touch.
Klik op in het Dock om een Finder-venster te openen en selecteer het apparaat in de navigatiekolom van de Finder.
Als je het apparaat met een USB-kabel op je Mac aansluit en het apparaat niet in de navigatiekolom van de Finder verschijnt, raadpleeg je Bij aansluiting op de Mac verschijnt je apparaat niet in de navigatiekolom.
Klik in de rij bovenin op 'Algemeen'.
Om opties voor back‑ups te selecteren, voer je een of meer van de volgende stappen uit:
Selecteer 'Maak back‑ups op iCloud van de belangrijkste gegevens op je [apparaat]' om back‑ups in iCloud te bewaren in plaats van op de Mac. Je apparaat maakt een back‑up in iCloud tijdens de volgende automatische back‑up.
Selecteer 'Maak op deze Mac een back‑up van alle gegevens op je [apparaat]' om back‑ups op de Mac te bewaren. Je apparaat maakt een back‑up op de Mac tijdens de volgende automatische back‑up.
Schakel het aankruisvak 'Versleutel lokale back‑up' in om back‑ups te versleutelen en te beveiligen met een wachtwoord. Om het wachtwoord later te wijzigen, klik je op 'Wijzig wachtwoord'.
Om onmiddellijk een back‑up te maken van je apparaat naar de Mac, klik je op 'Maak nu back‑up'. Nadat de back‑up is voltooid, klik je op 'Beheer back‑ups' om het back‑upbestand te bekijken.
Een back‑up op je apparaat terugzetten
Als er een probleem is met het apparaat, kun je een recente back‑up terugzetten om de gegevens op het apparaat te herstellen.
Verbind je apparaat met de Mac.
Je kunt je apparaat aansluiten via een USB- of USB-C-kabel of via een wifiverbinding. Zie Materiaal via wifi synchroniseren tussen je Mac en iPhone, iPad of iPod touch.
Klik op in het Dock om een Finder-venster te openen en selecteer het apparaat in de navigatiekolom van de Finder.
Klik in de rij bovenin op 'Algemeen'.
Klik op 'Zet back‑up terug'.
Klik op het pop‑upmenu 'Back‑up', kies de back‑up die je op het apparaat wilt terugzetten en klik op 'Zet terug'.
Als de back‑up is versleuteld, moet je het juiste wachtwoord opgeven voordat je bestanden en instellingen kunt herstellen.
Een apparaat terugzetten op de fabrieksinstellingen
Je kunt de software die oorspronkelijk op je apparaat stond opnieuw instellen en het apparaat terugzetten op de fabrieksinstellingen. Dit is mogelijk nodig als je problemen met het apparaat hebt (bijvoorbeeld als het apparaat vastloopt of vaak blijft hangen) of als je het apparaat wilt weggeven of verkopen.
Belangrijk: Als je een apparaat terugzet op de fabrieksinstellingen, worden al je gegevens en instellingen verwijderd. Tijdens het terugzetten kun je ervoor kiezen op de Mac een back‑up te maken van je apparaat. Met deze back‑up kun je de gegevens en instellingen op het apparaat herstellen.
Opmerking: Je moet de Zoek mijn-app uitschakelen in de iCloud-instellingen op het apparaat voordat je het terugzet op de fabrieksinstellingen.
Sluit het apparaat op je Mac aan met een USB- of USB-C-kabel.
Je kunt het apparaat niet terugzetten op de fabrieksinstellingen via een wifiverbinding.
Klik op in het Dock om een Finder-venster te openen en selecteer het apparaat in de navigatiekolom van de Finder.
Klik in de rij bovenin op 'Algemeen'.
Klik op 'Herstel [apparaat]' en volg de aanwijzingen op het scherm.