TXT-records van DNS gebruiken met materiaalcaches voor Apple apparaten
TXT-records aan het DNS-zonebestand toevoegen
Voeg een of meer TXT-records toe aan het zonebestand voor het lokale domein op je DNS-server. Voeg de DNS TXT-record toe aan de zone die:
Als autoriteit voor het domein geldt
Overeenkomt met het standaardzoekdomein voor netwerkclients
Als je organisatie een DNS-voorziening voor je eigen domein biedt en de autoriteitsbron is voor de hostnamen voor betterbag.com, voeg je de TXT-cacherecord toe aan het zonebestand van betterbag.com.
Belangrijk: Als je niet de host bent van de DNS-voorziening die als autoriteit voor je domein geldt, kun je de TXT-record niet zelf toevoegen. Vraag je DNS-aanbieder de TXT-record toe te voegen.
Als je BIND9 DNS gebruikt, kopieer je de gegenereerde TXT-record en plak je deze in je DNS-zonebestand.
Voor BIND9-gebaseerde DNS op Linux bevindt dit bestand zich in de map '/private/etc/bind/' en is de naam van het zonebestand gedefinieerd in '/private/etc/bind/named.conf' (waarschijnlijk 'db.betterbag.com').
Als je Windows DNS gebruikt, voer je een van de volgende stappen uit:
Als je de tekstrecord hebt gegenereerd met de voorziening voor materiaalcaching: Vervang de variabele Zonenaam in het gegenereerde commando door de DNS-zonenaam van je netwerk en voer volgens het commando uit op je Windows DNS-computer.
Als je de tekstrecord handmatig hebt aangemaakt: Voer de TXT-recordgegevens handmatig in met behulp van de Windows Server-beheerprogramma's.
DNS TXT-records gebruiken voor het publiceren van materiaal naar meerdere publieke IP-adressen
Als het netwerk meerdere publieke IP-adressen gebruikt om verbinding te maken met het internet, kan het zijn dat een materiaalcache voor de registratie een ander adres gebruikt dan een client voor de detectie. Je moet daarom zowel de materiaalcaches als de clients van deze adressen voorzien. Aan de hand van deze lijsten kan Apple registratie- en detectieaanvragen koppelen waarbij meerdere publieke IP-adressen betrokken zijn.
Om handmatige configuratie van clients te voorkomen, wordt bij materiaalcaching gebruikgemaakt van DNS TXT-records om de publieke IP-adresgegevens voor clients in je netwerk te publiceren. De TXT-record moet worden gepubliceerd in het standaard-DNS-zoekdomein dat door je clients wordt gebruikt.
In macOS 10.15 en nieuwer kun je ook lokale IP-adressen als voorkeursadressen opgeven om het effect van andere materiaalcaches in je netwerk te verminderen. Als er geen lokale IP-adressen als voorkeursadressen zijn opgenomen in een TXT-record, gebruiken alle clients een willekeurige beschikbare materiaalcache.
De juiste gegevens voor de TXT-record voor bereiken met publieke IP-adressen kunnen automatisch of handmatig worden gegenereerd. In beide gevallen moet je nog wel de DNS-record aanpassen of de instellingen aan je DNS-provider doorgeven, zodat hij de TXT-record kan aanmaken of bewerken in het zonebestand. Het is niet mogelijk om automatisch TXT-records te genereren voor lokale IP-adressen die als voorkeursadressen zijn opgegeven. Dergelijke records moeten handmatig worden aangemaakt.
Opmerking: Deze records zijn alleen vereist voor je interne netwerk. Voor extern DNS is geen extra record nodig.
Indeling van DNS TXT-records
De syntaxis die moet worden gebruikt voor het opgeven van TXT-records en niet-ASCII-tekens in TXT-records kan variëren per DNS-server. De voorbeelden hieronder dienen uitsluitend ter illustratie.
De DNS-tekstrecords voor materiaalcaching hebben dezelfde indeling als DNS-SD TXT-records (sleutelwaardeparen):
name._tcp 10800 IN TXT "[prs|prn|fss|fsn]=addressRanges"
Gebruik de prs
- en prn
-sleutel voor bereiken met publieke IP-adressen. Gebruik de fss
- en fsn
-sleutel voor bereiken met lokale IP-adressen van voorkeursmateriaalcaches.
In de onderstaande voorbeelden wordt dezelfde set van twee IP-adresbereiken gedefinieerd: een bereik dat begint bij 17.53.22.2 en eindigt met 17.53.22.254, en een bereik dat uit één IP-adres, 17.53.23.1, bestaat. Het verschil is dat in het eerste voorbeeld de prs
-sleutel wordt gebruikt en in het tweede voorbeeld de prn
-sleutel.
_aaplcache._tcp 10800 IN TXT "prs=17.53.22.2-17.53.22.254,17.53.23.1"
_aaplcache._tcp 10800 IN TXT
_aaplcache._tcp 10800 IN TXT "prn=\x24\x11\x35\x16\x02\x11\x35\x16\xfe\x14\x11\x35\x17\x01"
De sleutels gebruiken verschillende notaties voor het IP-adresbereik dat in de waarde wordt opgegeven:
prs of fss: De waarde van de
prs
- offss
-sleutel is een reeks door komma's gescheiden IP-adresbereiken in presentatie-indeling (ASCII-puntnotatie). Deze syntaxis vereenvoudigt de configuratie. Een bereik bestaat uit één IP-adres of twee IP-adressen die zijn gescheiden door een koppelteken.prn of fsn: De waarde van de
prn
- offsn
-sleutel is een reeks achter elkaar geplaatste IP-adresbereiken in binaire indeling in volgorde van netwerkbytes. Deze syntaxis is voor bereikreeksen die te lang zijn voor een DNS-record als deze worden opgegeven in presentatie-indeling. Elk bereik in de reeks wordt voorafgegaan door een byte waarmee het type bereik wordt aangeduid:0x14 geeft één IPv4-adres aan.
0x24 geeft een IPv4-adresbereik aan met een begin- en eindadres.
Je kunt meerdere records aan elkaar koppelen. Als je dit doet, geef je de eerste record de naam _aaplcache._tcp
en gebruik je voor volgende records _aaplcache1._tcp
tot en met _aaplcache24._tcp
. Het maximale aantal ketenrecords is 25.
Om compatibiliteit met clients met macOS 10.14 of ouder te waarborgen, moet je records waarvoor de prs
- of prn
-sleutel wordt gebruikt vóór records plaatsen waarvoor de fss
- of fsn
-sleutel wordt gebruikt.
Koppel records door aan alle records behalve de laatste TXT-record een vervolgaanduiding toe te voegen.
Het gebruik van de prs
- en prn
-syntaxis kan worden gemengd in de recordketen. Voeg bij de prs
-syntaxis "more
" toe aan het eind van de recordwaarde. Voeg bij de prn
-syntaxis "+
" (0x2b) toe aan het eind van de recordwaarde. De eerste record zonder deze vervolgaanduiding vormt het einde van de keten.
Gekoppelde records worden herleid in batches van vijf stuks. _aaplcache._tcp
en _aaplcache1._tcp
tot en met _aaplcache4._tcp
worden eerst parallel herleid. Als deze allemaal eindigen met een vervolgaanduiding, worden vervolgens _aaplcache5._tcp
tot en met _aaplcache9._tcp
herleid, enzovoort.
Hieronder zie je een voorbeeld van drie recordketens:
_aaplcache._tcp 10800 IN TXT "prs=17.250.1.1,17.250.2.1-17.250.2.254,more"
_aaplcache1._tcp 10800 IN TXT "prn=\x24\x11\xfa\x03\x01\x11\xfa\x03\xfe+"
_aaplcache2._tcp 10800 IN TXT "prs=17.250.4.5"
Voorbeeld 1
Dit voorbeeld laat een scenario zien waarin zowel een prs
- of prn
-record als een fss
- of fsn
-record is vereist.
Stel dat je al één DNS TXT-record hebt met de naam "_aaplcache._tcp
" en de waarde "prs=203.0.113.10-203.0.113.19
" en dat je drie materiaalcaches hebt die zijn geïmplementeerd met de lokale adressen 10.0.0.30, 10.1.0.30 en 10.2.0.30. De eerste twee caches leveren alleen gedeeld materiaal aan, terwijl de laatste zowel gedeeld materiaal als iCloud-materiaal aanlevert.
Om te voorkomen dat clients een niet-geautoriseerde materiaalcache gebruiken, kun je ",more
" aan die bestaande record toevoegen en als volgt een tweede record toevoegen:
_aaplcache._tcp prs=203.0.113.10-203.0.113.19,more
_aaplcache1._tcp fss=10.0.0.30,10.1.0.30,10.2.0.30
Zolang ten minste één van de drie materiaalcaches deze methode gebruikt, gebruiken apparaten met iOS 13, iPadOS 13.1, macOS 10.15 en tvOS 13 of nieuwer die naar gedeeld materiaal zoeken, uitsluitend die materiaalcaches. Als alle drie de materiaalcaches offline zijn, kunnen clients die naar gedeeld materiaal zoeken elke willekeurige materiaalcache gebruiken die beschikbaar is.
Zolang 10.2.0.30 deze methode gebruikt, gebruiken apparaten met iOS 13, iPadOS 13.1, macOS 10.15 en tvOS 13 of nieuwer die naar iCloud-materiaal zoeken, alleen die cache. Als 10.2.0.30 offline is, gebruiken clients die naar iCloud-materiaal zoeken elke willekeurige materiaalcache die beschikbaar is.
Apparaten met iOS 12 of ouder en macOS 10.14 of ouder gebruiken elke willekeurige materiaalcache die beschikbaar is, niet alleen die drie caches.
Voorbeeld 2
Dit voorbeeld laat een scenario zien waarin geen prs
- of prn
-record vereist is.
Stel dat je slechts één publiek IP-adres hebt en de DNS TXT-recordfunctie helemaal niet gebruikt, maar wel een paar materiaalcaches hebt in een subnet dat is gereserveerd voor servercomputers (192.168.50/24).
Om niet-geautoriseerde materiaalcaches te voorkomen, kun je één record als volgt instellen:
_aaplcache._tcp fss=192.168.50.1-192.168.50.254
Zolang er ten minste één materiaalcache beschikbaar is in dat bereik voor het type client waarnaar wordt gezocht (gedeeld of iCloud), gebruiken clients met iOS 13, iPadOS 13.1, macOS 10.15 en tvOS 13 of nieuwer uitsluitend die materiaalcache.