Over software-updates voor Apple apparaten
Voordat je software-updates en -upgrades gaat beheren, is het belangrijk om te begrijpen hoe Apple onderscheid maakt tussen updates en upgrades, wat het proces is als een gebruiker het handmatig uitvoert en hoe je downloads van software-updates naar apparaten van een gebruiker kunt versnellen.
Software-updates onderscheiden van upgrades
Voor de besturingssystemen van Apple wordt een versienummeringsschema gebruikt om grote upgrades (zoals iOS 17, iPadOS 17 en macOS 14) van kleine updates (zoals iOS 17.1, iPadOS 17.1 en macOS 14.1) te onderscheiden. Voor macOS kan er ook een naam worden toegevoegd, in dit geval Sonoma. Bij een upgrade worden doorgaans belangrijke wijzigingen aangebracht in de functionaliteit, de gebruikersinterface en de algehele weergave van het systeem ten opzichte van de vorige versie. Upgrades worden veel minder vaak uitgebracht dan updates en het installeren ervan kan vanwege de omvang enige tijd duren. Ook zijn oudere apparaten soms niet geschikt voor een upgrade, omdat ze onvoldoende ruimte of vermogen hebben voor de nieuwe software.
Bij sommige upgrades, zoals iPadOS 16.1, maakt de eerste update automatisch deel uit van de upgrade, omdat iPadOS 16 nooit beschikbaar is gesteld.
Updates zijn softwarepatches die vaker worden uitgebracht om het huidige besturingssysteem beter te beveiligen of verder uit te breiden. Ze zijn bedoeld om apparaten te beschermen tegen beveiligings- of privacyproblemen. Voor updates wordt een tweede en soms een derde cijfer gebruikt om een nieuwere versie aan te duiden. Zo is iOS 17.1 een update op iOS 17.
Daarnaast zijn er nog app-updates (voor apps die de gebruiker via de App Store heeft geïnstalleerd of die via een volumeaankoop zijn aangeschaft) en beveiligingsupdates voor bijvoorbeeld systeembestanden, Safari, XProtect en Gatekeeper.
Opmerking: Vanwege architectuur- en systeemwijzigingen in een huidige versie van een Apple besturingssysteem (zoals macOS 14 of iOS 17), worden niet alle bekende beveiligingsproblemen opgelost in eerdere versies (zoals macOS 13 of iOS 16).
Gebruikers kunnen ook besluiten om hun apparaten te updaten of te upgraden wanneer een nieuwe grote versie van het besturingssysteem beschikbaar is.
Proces van software-updates of -upgrades voor iOS en iPadOS
Op iPhones en iPads worden meldingen over updates en upgrades op de volgende manieren aangeboden:
Als een iPhone of iPad fysiek is aangesloten op een Mac of pc: Via de Finder (macOS 10.15 of nieuwer) of in iTunes (macOS 10.14 of ouder of pc's). Er wordt een volledige kopie van iOS of iPadOS gedownload en geïnstalleerd.
Bij een draadloze verbinding: De Instellingen-app wordt gemarkeerd met een rood symbool. Alleen de onderdelen die noodzakelijk zijn om een update te voltooien, worden gedownload. Door niet het hele besturingssysteem te downloaden, wordt de netwerkefficiëntie verbeterd.
Proces van software-updates of -upgrades voor macOS
De updatemethode via een draadloze verbinding heeft nu de voorkeur voor updates van macOS (maar UMA-updates (Universal Mac Assistant) zijn nog steeds beschikbaar). Upgrades zijn nu incrementele patches, waardoor de downloads kleiner zijn en ze sneller worden geïnstalleerd. Alleen de onderdelen die noodzakelijk zijn om een update te voltooien, worden gedownload. Door niet het hele besturingssysteem te downloaden, wordt de netwerkefficiëntie verbeterd. Standaard worden incrementele upgrades en updates gebruikt, maar als er geen incrementele upgrades of updates beschikbaar zijn, wordt een volledige installatie uitgevoerd. Ze vereisen een verzegeld systeemvolume en kunnen door alle lokale gebruikers worden uitgevoerd.
Op Mac-computers worden meldingen over updates en upgrades op de volgende manieren aangeboden:
Een melding in het meldingencentrum
In Systeeminstellingen (macOS 13 of nieuwer)
In Systeemvoorkeuren (macOS 12.0.1 of ouder)
Belangrijk: Op een Mac kunnen alle gebruikers software-updates uitvoeren. In versies ouder dan macOS 12.3 moeten software-upgrades worden uitgevoerd door lokale beheerders. Vanaf macOS 12.3 kunnen alle gebruikers een software-upgrade uitvoeren. Op Macs met Apple silicon moeten gebruikers eigenaar van het volume zijn om software-updates en -upgrades uit te voeren.
Ze kunnen worden gedownload, geïnstalleerd of uitgesteld. Dit kan allemaal op afstand met een MDM-oplossing. Updates en upgrades kunnen ook lokaal worden geïnstalleerd.
Op afstand: MDM-beheerders kunnen instellen hoe software-updates en -upgrades worden weergegeven en ze automatisch installeren en autoriseren op Mac-computers, mits deze onder toezicht staan. In macOS 11 of nieuwer staan alle Mac-computers die via apparaatinschrijving of automatische apparaatinschrijving zijn ingeschreven onder toezicht. Voor een Mac met Apple silicon die onder toezicht staat, hoeft de beveiligingsinstelling 'Volledige beveiliging' in recoveryOS niet te worden verlaagd. In bepaalde testscenario's kan het echter zijn dat een beheerder het beveiligingsbeleid handmatig moet wijzigen van 'Volledige beveiliging' in 'Verminderde beveiliging'. Zie macOS-herstel gebruiken op een Mac met Apple silicon in de macOS-gebruikershandleiding voor meer informatie.
Lokaal: Een lokale beheerder of standaardgebruiker kan ook een volledig installatieprogramma downloaden met het commando softwareupdate --fetch-full-installer
in Terminal.
Voor authenticatie op Macs met Apple silicon is minimaal een van de onderstaande opties vereist:
Een Bootstrap Token van MDM voor geautomatiseerde, niet-interactieve updates en upgrades
Voor deze functie is macOS 11.2 of nieuwer vereist en de update die wordt geïnstalleerd moet door Apple zijn ondertekend.
Een gebruikerswachtwoord voor lokale, interactieve updates en upgrades die door de gebruiker zijn gestart
Opmerking: Het gegevensvolume van de gebruiker wordt tijdens software-updates of -upgrades nooit geactiveerd. Zo kan er tijdens het proces niets van dit volume worden gelezen of naar dit volume worden geschreven. Zie Secure software updates in Apple Platform Security voor meer informatie over de beveiliging van software-updates en -upgrades van Apple (Engelstalig).
Batterijvereisten van Mac-laptops voor software-updates en -upgrades
Type Mac-laptop | Minimaal vereist batterijpercentage |
---|---|
Mac met Apple silicon (sleutel | 20% |
Mac met Apple silicon (sleutel | 50% |
Intel-Mac | 50% |
Belangrijk: Als de update of upgrade nog niet is gedownload en voorbereid, moet de Mac-laptop op een stopcontact worden aangesloten om de update of upgrade uit te voeren.
Zie Snelle beveiligingsmaatregelen op Apple apparaten voor meer informatie over minimale batterijpercentages voor snelle beveiligingsmaatregelen.
Software-updates en -upgrades van Apple in de cache bewaren
Software-updates en -upgrades voor Apple apparaten kunnen worden bewaard in de cache van een Mac met macOS 10.13 of nieuwer waarop materiaalcaching is ingeschakeld. Hierdoor hoeven de apparaten de noodzakelijke bestanden niet opnieuw te downloaden via het internet. De apparaten moeten nog wel contact maken met de Apple servers om het update- of upgradeproces te voltooien. Zie voor meer informatie:
Zie de volgende Apple Support-artikelen voor meer informatie over de inhoud van recente software-updates: