Gebruikershandleiding Pages voor de Mac
- Welkom
- Nieuw in Pages 14.2
-
- Het lettertype of de lettergrootte wijzigen
- Een standaardlettertype instellen
- Vet, cursief, onderstrepen en doorhalen
- De kleur van tekst wijzigen
- Een schaduw of contour aan tekst toevoegen
- Hoofdlettergebruik van tekst wijzigen
- Tekststijlen kopiëren en plakken
- Een markering toevoegen aan tekst
- Koppeltekens, streepjes en aanhalingstekens opmaken
-
- Een document versturen
- Een boek op Apple Books publiceren
-
- Informatie over samenwerking
- Anderen uitnodigen om samen te werken
- Samenwerken aan een gedeeld document
- De nieuwste activiteit in een gedeeld document bekijken
- De instellingen van een gedeeld document wijzigen
- Een document niet meer delen
- Gedeelde mappen en samenwerking
- Box gebruiken om samen te werken
-
- iCloud Drive gebruiken in Pages
- Exporteren naar Word, pdf of een andere bestandsstructuur
- Een iBooks Author-boek openen in Pages
- Een document kleiner maken
- Een groot document als pakketbestand bewaren
- Een eerdere versie van een document herstellen
- Een document verplaatsen
- Een document verwijderen
- Een document vergrendelen
- Een document met een wachtwoord beveiligen
- Aangepaste sjablonen aanmaken en beheren
- Copyright
gegevensreeks
Een gegevensreeks is een set gerelateerde waarden die op een diagram worden uitgezet.
Gegevensreeksen worden in de verschillende diagramtypen verschillend weergegeven:
Kolomdiagrammen en staafdiagrammen: Een gegevensreeks wordt aangeduid met een aantal staven die dezelfde vulling (kleur of textuur) hebben.
Lijndiagrammen (ook wel grafieken genoemd): Een gegevensreeks wordt aangeduid met één lijn.
Vlakdiagrammen: Een gegevensreeks wordt aangeduid met een vlak.
Cirkeldiagrammen en ringdiagrammen: Er wordt maar één gegevensset (het eerste gegevenspunt in elke reeks) weergegeven in het diagram.
Spreidingsdiagrammen: Waarden voor één gegevensreeks worden uitgezet in twee gegevenskolommen. Elk waardenpaar bepaalt de positie van één gegevenspunt.
Ballondiagrammen: Waarden voor één gegevensreeks worden uitgezet in drie gegevenskolommen. Elk drietal waarden bepaalt de positie en het formaat van één gegevenspunt (ballon). De eerste twee waarden (x en y) bepalen de positie (of coördinaten) van de ballon, en de derde waarde (z) bepaalt het formaat van de ballon.