Functietoetsen gebruiken
Met de meeste functietoetsen regel je specifieke functies, zoals het volume of de helderheid.
In programma's kunnen echter alternatieve functies aan deze functietoetsen zijn toegewezen. Zo worden op bepaalde toetsenborden F9 en F10 gebruikt in Exposé om speciale taken met Exposé uit te voeren. Op sommige computers kun je de alternatieve functie gebruiken die aan een functietoets is toegewezen door de Function-toets (Fn) ingedrukt te houden terwijl je op de functietoets drukt.
Als je regelmatig de alternatieve functie van een functietoets gebruikt, kun je het toetsenbord omschakelen, zodat je de alternatieve functie kunt gebruiken zonder op de Fn-toets te hoeven drukken. Als je dat hebt gedaan, houd je de Fn-toets ingedrukt terwijl je op een functietoets drukt om weer de oorspronkelijke functie van de functietoets te gebruiken. Als je toetsenbord geen Fn-toets heeft, houd je in plaats daarvan de Control-toets ingedrukt.
Kies Apple-menu > 'Systeemvoorkeuren', klik op 'Toetsenbord' en klik vervolgens op 'Toetsenbord'.
Selecteer 'Gebruik de toetsen 'F1', 'F2', enzovoort, als standaardfunctietoetsen'.
Als je met het numerieke toetsenblok van het toetsenbord wilt werken, druk je op de num vergr-toets. De lettertoetsen worden dan uitgeschakeld en alleen de toetsen van het numerieke toetsenblok zijn beschikbaar. Druk nogmaals op de num vergr-toets om de normale functies van het toetsenbord te herstellen.
Als je Mac geen numeriek toetsenblok heeft, zijn de toetsen U, I, O, J, K, L en M mogelijk voorzien van cijfers. Door tegelijk op de Fn-toets (Function) en de genoemde lettertoetsen te drukken, kun je deze als numeriek toetsenblok gebruiken.