Een SSL-certificaat gebruiken in macOS Server
De server kan een SSL-certificaat gebruiken om zich elektronisch te identificeren en vervolgens veilig te communiceren met de computers van gebruikers en met andere servers in het lokale netwerk en op het internet.
U kunt gebruikmaken van het zelfondertekende certificaat dat tijdens de eerste configuratie van de server is aangemaakt, of van een zelfondertekend certificaat dat u zelf hebt aangemaakt. Zelfondertekende certificaten worden echter niet vertrouwd door de programma's van gebruikers. Om die reden worden er berichten weergegeven met de vraag of de gebruiker het certificaat vertrouwt. Het instellen van een ondertekend certificaat van een certificaatautoriteit heeft als voordeel dat gebruikers verlost zijn van de onzekerheid en het ongemak die gepaard gaan met het handmatig accepteren van uw zelfondertekende certificaat. Bij zelfondertekende certificaten zijn zogeheten "man-in-the-middle"-spoofingaanvallen mogelijk.
Selecteer 'Certificaten' in de navigatiekolom van het programma Server .
Om één certificaat voor alle voorzieningen te gebruiken, kiest u een certificaat uit het venstermenu 'Beveilig voorzieningen met'.
Om verschillende certificaten voor de voorzieningen te gebruiken, kiest u 'Aangepast' uit het venstermenu 'Beveilig voorzieningen met'. Vervolgens kiest u voor elke voorziening een beschikbaar certificaat.
Als het venstermenu geen certificaten bevat, maakt u een zelfondertekend certificaat aan. Zie Een zelfondertekend certificaat aanmaken in macOS Server voor instructies.
U kunt ook een eerder gegenereerd SSL-certificaat importeren en gebruiken.
Om beveiligde verbindingen uit te schakelen, kiest u 'Geen'.