Een computer pingen met Netwerkhulpprogramma op de Mac
Met de app Netwerkhulpprogramma kun je controleren of de computer kan communiceren met een andere computer of een ander apparaat op een bepaald netwerkadres.
Dit wordt ook wel het pingen van een ander apparaat genoemd. Met deze test kun je vaststellen of een communicatieprobleem wordt veroorzaakt door je computer, de verbinding of het externe apparaat.
Je kunt elk apparaat pingen dat gebruikmaakt van IP (Internet Protocol), zoals een computer, netwerkprinter of AirPort-apparaat.
Open de app Netwerkhulpprogramma op de Mac. Je kunt deze vinden in de map '/Systeem/Bibliotheek/CoreServices/Applications/'.
Klik op 'Ping'.
Voer het IP-adres of de DNS-naam in van het apparaat waarmee je wilt communiceren en klik op de knop 'Ping'.
Als het andere apparaat op de oproep reageert, is de basisverbinding in orde.
Als het andere apparaat niet reageert, probeer je of je apparaten op andere locaties kunt pingen om vast te stellen of het probleem wordt veroorzaakt door de netwerkverbinding of het externe apparaat.
Als je een toelichting op de resultaten wenst of als je wilt weten hoe je met het commando 'ping' problemen efficiënter kunt oplossen, open je de app Terminal (in 'Apps' > 'Hulpprogramma's') en typ je man ping op de commandoregel.