Het Dock gebruiken op de Mac
Via het Dock op het bureaublad van de Mac krijg je snel toegang tot apps en voorzieningen (zoals Siri, Launchpad en de prullenmand) die je waarschijnlijk dagelijks gebruikt. In het Dock kunnen maximaal drie onlangs gebruikte apps worden getoond die nog niet in het Dock staan, evenals een map voor onderdelen die je van het internet downloadt.
Onderdelen in het Dock openen
Voer in het Dock op de Mac een of meer van de volgende stappen uit:
Een app openen: Klik op het symbool van de app. Als je bijvoorbeeld de Finder wilt openen, klik je op het Finder-symbool in het Dock.
Een bestand in een app openen: Sleep het bestand op het symbool van een app. Als je bijvoorbeeld een document wilt openen dat je hebt aangemaakt in Pages, sleep je het document naar het Pages-symbool in het Dock.
Een onderdeel bekijken in de Finder: Klik met de Command-toets ingedrukt op het symbool van het onderdeel.
Overschakelen naar de vorige app en de huidige app verbergen: Option + klikken op het symbool van de huidige app.
Overschakelen naar een andere app en alle andere apps verbergen: Option + Command + klikken op het symbool van de app die je wilt activeren.
Je kunt met de Control-toets ingedrukt op een onderdeel klikken om een contextueel menu weer te geven waarin andere acties staan die je kunt uitvoeren, zoals het openen of sluiten van een app of het openen van een recent document.
Als een app niet meer reageert, kun je de app vanuit het Dock geforceerd stoppen (mogelijk gaan niet-bewaarde wijzigingen verloren). Control + Option + klikken op het appsymbool en 'Forceer stop' kiezen.
Onderdelen aan het Dock toevoegen of eruit verwijderen
Ga op de Mac als volgt te werk:
Een onderdeel aan het Dock toevoegen: Sleep apps naar de linkerkant van (of boven) de lijn die de recent gebruikte apps scheidt. Sleep de bestanden en mappen naar de rechterkant van (of onder) de andere lijn die recent gebruikte apps scheidt. Er wordt een alias voor het onderdeel in het Dock geplaatst.
Een onderdeel uit het Dock verwijderen: Sleep het onderdeel uit het Dock totdat je 'Verwijder' ziet. Alleen de alias wordt verwijderd; het onderdeel zelf blijft aanwezig op de Mac.
Als je per ongeluk een appsymbool uit het Dock verwijdert, kun je die app eenvoudig terugzetten. (De app staat nog op de Mac.) Open de app om het symbool opnieuw in het Dock te laten verschijnen. Klik met de Control-toets ingedrukt op het appsymbool en kies 'Opties' > 'Permanent in Dock'.
Het is ook mogelijk om onderdelen in het Dock opnieuw te ordenen. Hiervoor sleep je een onderdeel naar een nieuwe locatie.
Het Dock aanpassen
Kies op de Mac Apple-menu > 'Systeemvoorkeuren' en klik op 'Dock'.
Wijzig de gewenste opties.
Je kunt bijvoorbeeld wijzigen hoeveel onderdelen er in het Dock worden getoond en de grootte en de positie ervan aanpassen en je kunt het Dock zelfs verbergen.
Als je meer wilt weten over de opties, klik je op de knop met het vraagteken in het paneel.
Om de grootte van het Dock snel aan te passen, plaats je de muisaanwijzer op de scheidingslijn, wacht je tot er een dubbele pijl wordt weergegeven en sleep je het Dock vervolgens om het groter of kleiner te maken. Of houd de Control-toets ingedrukt terwijl je op de scheidingslijn klikt en kies een actie uit het contextuele menu.
Je kunt toetscombinaties gebruiken om naar het Dock te navigeren. Druk op Control + F3 (Control + Fn + F3 op een draagbare Mac) om naar het Dock te gaan. Vervolgens de toetsen Pijl-links en Pijl-rechts gebruiken om te schakelen tussen de symbolen in het Dock. Op de Return-toets drukken om een onderdeel te openen.
Een rode badge op een symbool in het Dock geeft aan dat je een of meer taken moet uitvoeren in een app of in Systeemvoorkeuren. Een rode badge op het Mail-symbool in het Dock geeft bijvoorbeeld aan dat er nieuwe e-mailberichten zijn.
Als je een map naar het Dock sleept, kun je het bekijken als mapstapel. Het Dock bevat standaard de stapel Downloads. Zie Bestanden in stapels ordenen.