Werken met het masterspoor in GarageBand op de Mac
Ieder GarageBand-project bevat een masterspoor. Wanneer je het masterspoor weergeeft, verschijnt het onder het laatste spoor in het sporengebied.
Je kunt het algemene afspeelvolume van een project regelen met de volumeschuifknop in de regelbalk of in het masterspoor. Beide schuifknoppen fungeren als mastervolumeregelaar voor het algemene project.
Over het algemeen moet het uitvoervolume hoog genoeg zijn om achtergrondruis te elimineren, maar niet zo hoog dat er oversturing optreedt. De oversturingsindicatoren van de niveaumeter voor het mastervolume geven aan of er oversturing optreedt.
Je kunt het einde van een project eenvoudig laten uitfaden, zodat het geluid gelijkmatig zachter wordt totdat het volledig stil is. Bij het uitfaden worden vier volumepunten aan het masterspoor van het project toegevoegd. Het eerste volumepunt staat tien seconden vóór het einde van het laatste segment van het project; het tweede punt staat zeven seconden vóór het einde; het derde punt staat vier seconden vóór het einde; en het laatste volumepunt staat helemaal aan het einde.
Het masterspoor weergeven
Kies in GarageBand op de Mac 'Spoor' > 'Toon masterspoor'.
Het masterspoor verschijnt onder het laatste spoor in het sporengebied.
Automatisch uitfaden
Kies in GarageBand op de Mac 'Mix' > 'Fade uit'.
Het gebied voor het uitfaden langer of korter maken
Kies in GarageBand op de Mac 'Spoor' > 'Toon masterspoor'.
Kies 'Mix' > 'Toon automatisering'.
Kies 'Volume' uit het automatiseringsmenu in het label van het masterspoor.
Verplaats de volumepunten aan het einde van de automatiseringscurve voor het mastervolume om de lengte van het gebied voor het uitfaden aan te passen.
Handmatig in- of uitfaden
Kies in GarageBand op de Mac 'Spoor' > 'Toon masterspoor'.
Kies 'Mix' > 'Toon automatisering'.
Kies 'Volume' uit het automatiseringsmenu in het label van het masterspoor.
Als je wilt infaden, voeg je volumepunten toe aan het begin van de volumecurve. Als je wilt uitfaden, voeg je volumepunten toe aan het einde van de volumecurve.
Verplaats de volumepunten om de lengte en diepte (intensiteit) van het infade- of uitfadegebied aan te passen.
Je kunt andere volumewijzigingen aan het masterspoor toevoegen en hiermee andere functies regelen, zoals mastereffectinstellingen. Meer informatie over het automatiseren van spoorparameters vind je in Automatiseringscurves van sporen weergeven in GarageBand op de Mac en Automatiseringspunten toevoegen en wijzigen in GarageBand op de Mac.