Configuratieprofielen toevoegen of verwijderen in Apple Configurator op een Mac
Je kunt elk configuratieprofiel dat je met Apple Configurator 2 aanmaakt aan een apparaat toevoegen, ongeacht of het apparaat wordt beheerd of niet.
Opmerking: Kies 'Venster' > 'Activiteit' om de voortgang van de apparaatvoorbereiding door Apple Configurator 2 te volgen.
Configuratieprofielen toevoegen aan een onbeheerd apparaat
Je kunt profielen die je zelf hebt aangemaakt of die naar jou zijn gestuurd, toevoegen aan een onbeheerd apparaat.
Voer de configuratie-assistent volledig uit en controleer of het beginscherm op het apparaat wordt getoond.
Sluit het iOS- of iPadOS-apparaat aan op de Mac waarop Apple Configurator 2 is geïnstalleerd. Gebruik daarvoor de USB-kabel die bij het apparaat is geleverd.
Als je het apparaat voor het eerst op deze Mac aansluit, tik je op het apparaat op 'Vertrouw' in het paneel 'Vertrouw je deze computer?'.
Als het apparaat vergrendeld is, ontgrendel je het.
Sleep een configuratieprofiel naar een blauwdruk of apparaat, of voer een van de volgende stappen uit:
Klik op de knop met het plusteken in de knoppenbalk en selecteer 'Profielen'.
Kies 'Taken' > 'Voeg toe' > 'Profielen'.
Houd de Control-toets ingedrukt terwijl je op een blauwdruk of apparaat klikt en selecteer vervolgens 'Voeg toe' > 'Profielen'.
Ga naar de map met de profielen, selecteer de gewenste profielen en klik vervolgens op 'Voeg profielen toe'.
Volg de instructies op het apparaat om de profielen toe te voegen.
Configuratieprofielen toevoegen aan een beheerd apparaat
Bij deze taak wordt ervan uitgegaan dat de apparaten die je gebruikt, al worden beheerd. Zie Algemene informatie over het voorbereiden van apparaten in Apple Configurator op een Mac voor meer informatie.
Voer de configuratie-assistent volledig uit en controleer of het beginscherm op het apparaat wordt getoond.
Sluit het apparaat aan op een USB-poort van de Mac waarop Apple Configurator 2 is geïnstalleerd en selecteer het apparaat in het apparaatvenster.
Sleep een configuratieprofiel naar een blauwdruk of apparaat, of voer een van de volgende stappen uit:
Klik op de knop met het plusteken in de knoppenbalk en selecteer 'Profielen'.
Kies 'Taken' > 'Voeg toe' > 'Profielen'.
Houd de Control-toets ingedrukt terwijl je op een blauwdruk of apparaat klikt en selecteer vervolgens 'Voeg toe' > 'Profielen'.
Ga naar de map met de profielen, selecteer de gewenste profielen en klik vervolgens op 'Voeg profielen toe'.
Aangezien dit een beheerd apparaat is, worden de profielen automatisch en zonder tussenkomst van de gebruiker toegevoegd.
Configuratieprofielen verwijderen
Selecteer het apparaat in het apparaatvenster en kies 'Taken' > 'Verwijder' > 'Profielen'.
Je kunt ook op het apparaat klikken terwijl je de Control-toets ingedrukt houdt en 'Verwijder' > 'Profielen' selecteren.
Selecteer op het apparaat de profielen die je wilt verwijderen en klik op 'Verwijder profielen'.
Bevestig dat je de profielen wilt verwijderen en klik op 'Verwijder'.