Het wachtwoord wijzigen dat wordt gebruikt voor een identiteitscontrole voor een LDAP-verbinding
Met Adreslijsthulpprogramma kun je een geverifieerde LDAP-verbinding zodanig bijwerken dat een nieuw wachtwoord wordt gebruikt dat is gewijzigd op de LDAP-server. (Alle computers met een geverifieerde verbinding met een LDAP-server moeten worden bijgewerkt als het wachtwoord dat wordt gebruikt voor het uitvoeren van een identiteitscontrole van de LDAP-verbinding wordt gewijzigd op de server.)
Klik op 'Voorzieningen'.
Klik op het hangslotsymbool.
Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord van een beheerder in en klik op 'Wijzig configuratie' (of gebruik Touch ID).
Selecteer 'LDAPv3' en klik op de knop met het potlood.
Klik op de knop met het driehoekje naast 'Toon opties' als de lijst met serverconfiguraties niet wordt weergegeven.
Selecteer een serverconfiguratie en klik op 'Wijzig'.
Klik op 'Beveiliging' en wijzig de waarde bij 'Wachtwoord'.
Als de instelling 'Wachtwoord' gedimd is omdat 'Identiteitscontrole bij verbinding' niet is ingeschakeld, raadpleeg je Identiteitscontrole uitvoeren voor een LDAP-verbinding.
Als de instelling 'Wachtwoord' gedimd is omdat 'Gekoppeld aan de adreslijst als' is ingeschakeld (maar gedimd is), wordt de verbinding niet geverifieerd met een gebruikerswachtwoord. In plaats daarvan maakt de verbinding gebruik van een geverifieerde computerrecord om de vertrouwde koppeling tot stand te brengen.