De hostnaam van de server wijzigen met macOS Server
Met de app Server kun je de hostnaam van de server opzoeken en wijzigen. Als je de hostnaam wijzigt, moet je mogelijk ook de DNS-server voor het netwerk bijwerken. De kans bestaat ook dat de computers van gebruikers opnieuw moeten worden geconfigureerd.
De hostnaam is de volledige, unieke naam waarmee de server wordt aangeduid in het intranet en (eventueel) op het internet. Bijvoorbeeld: server.example.com of server.example.private.
Om de hostnaam van je server op te zoeken, selecteer je de server in de navigatiekolom van de app Server en klik je op 'Overzicht'.
Om de hostnaam te wijzigen, klik je naast de naam op 'Wijzig' en doorloop je de stappen van de assistent die wordt gestart.
Als je informatie wilt over de instellingen in een paneel van de assistent, klik je op de knop 'Help' in het paneel.
Na het wijzigen van de hostnaam van je server moet de DNS-server voor je server worden bijgewerkt. De nieuwe hostnaam verwijst naar het IP-adres van je server, en een "reverse lookup" van het IP-adres moet naar de nieuwe hostnaam verwijzen. Bepaalde voorzieningen van de server werken mogelijk pas nadat de DNS-server is bijgewerkt.
Als de DNS-voorziening wordt aangeboden door een DNS-hostingaanbieder, je internetaanbieder of een andere server in het netwerk, vraag je de aanbieder om de DNS-records van de server aan te passen. Als de server zelf DNS aanbiedt, kun je de DNS-records bijwerken met de app Server.
Gebruikers die vanaf de server profielen hebben geïnstalleerd, kunnen de wijziging in de hostnaam van de server doorvoeren op hun Mac-computers door nieuwe profielen te downloaden en te installeren. macOS Server maakt automatisch een nieuw profiel aan als een gebruiker een profiel downloadt en gebruikt de huidige hostnaam van de server in de nieuwe profielen.
Als je de hostnaam van de server wijzigt, kan de verbinding worden verbroken van computers waarop macOS is geïnstalleerd. Als dit gebeurt, moeten gebruikers de server verwijderen uit de lijst met netwerkaccountservers en vervolgens weer toevoegen. Zie "Je Mac verbinden met een netwerkaccountserver" in Mac Help voor informatie.
Wanneer je de hostnaam van de server hebt gewijzigd, verschijnt hierover een melding in het paneel 'Meldingen' van de app Server. In het meldingvenster staat een knop waarop je kunt klikken om voorzieningen bij te werken, zodat ze gebruikmaken van de nieuwe netwerkidentiteit. Wanneer je op de knop klikt, wordt de commandoregeltool changeip
uitgevoerd. De voorzieningen die met de app Server worden beheerd, worden bijgewerkt.