GarageBand-gebruikershandleiding
- Welkom
-
- Wat is GarageBand?
- Bewerkingen in GarageBand ongedaan maken en opnieuw uitvoeren
- Meer geluiden en loops downloaden
- Help raadplegen
-
- Introductie tot de editor
-
- Introductie tot de audio-editor
- Audiosegmenten bewerken in de audio-editor
- De timing van audiosegmenten kwantiseren
- Audiosegmenten transponeren
- De toonhoogte van audiosegmenten corrigeren
- De timing van noten en tellen wijzigen
- Een audiosegment omgekeerd afspelen
- Flexmarkeringen instellen en verplaatsen
-
- Introductie tot de pianorol-editor
- Noten toevoegen in de pianorol-editor
- Noten wijzigen in de pianorol-editor
- De timing van noten kwantiseren in de pianorol-editor
- Segmenten transponeren in de pianorol-editor
- De naam van MIDI-segmenten wijzigen in de pianorol-editor
- Automatisering gebruiken in de pianorol-editor
-
- Smart Controls – overzicht
- Typen Smart Controls
- Transform Pad gebruiken
- Werken met de Arpeggiator
- Effectplug-ins toevoegen en wijzigen
- Werken met effecten in het masterspoor
- Werken met Audio Units-plug-ins
- Werken met het EQ-effect
- Een gewijzigde Smart Control vergelijken met de bewaarde instellingen ervan
-
- Een les volgen
- De invoerbron voor je gitaar kiezen
- Het venster van een les aanpassen
- Controleren of je een les goed hebt gedaan
- Je voortgang door de tijd heen meten
- Een les langzamer afspelen
- De mix van een les wijzigen
- De muzieknotatie paginavullend weergeven
- Termen in de woordenlijst bekijken
- Gitaarakkoorden oefenen
- Je gitaar in een les stemmen
- Lessen openen in het GarageBand-venster
- Extra Leren spelen-lessen
- Het downloaden van je les wordt niet voltooid
- Toetscombinaties in de Touch Bar
- Woordenlijst
Mixen in GarageBand op de Mac
Bij het mixen van een project stem je de verschillende delen op elkaar af, zodat het project één samenhangend geheel vormt. Ook kun je effecten aan sporen (waaronder het masterspoor) toevoegen om het geluid te veranderen en automatiseringsinstellingen opgeven om in de loop van het project dynamische wijzigingen aan te brengen.
Bij het mixen voer je doorgaans de volgende stappen uit:
Het volumeniveau van sporen instellen om de verschillende instrumenten met elkaar in balans te brengen, zodat alles te horen is en de belangrijkste delen er in de mix uitspringen.
De panningpositie van sporen instellen om instrumenten in het stereobeeld te plaatsen. Normaal gesproken wil je de belangrijkste sporen (meestal die voor leadzang en solo-instrumenten, maar ook drum en basgitaar) in het midden van de mix plaatsen en andere sporen (voor ritmische instrumenten en instrumenten die de melodie doubleren) aan de randen. In het algemeen moet het merendeel van de mix rond het midden staan en staan sporen alleen helemaal naar links of rechts gepand om een ongebruikelijk effect te creëren.
Effecten toevoegen en aanpassen om afzonderlijke sporen of het project als geheel een bepaalde klankkleur te geven. Er zijn diverse redenen om effecten toe te passen. De equalizer en compressie worden doorgaans gebruikt om bepaalde sporen of instrumenten in de mix beter te laten uitkomen. Met galm wordt een ruimtelijk effect gecreëerd terwijl je met flangers, phasers en automatische filters een spoor of instrument een uniek karakter kunt geven. Omdat effecten zo veelzijdig zijn, kun je verschillende effecten en voorinstellingen uitproberen en vervolgens voorinstellingen voor effecten bewerken om het geluid helemaal naar wens aan te passen.
Binnen een bepaald tijdsverloop kun je met behulp van automatiseringscurves wijzigingen aanbrengen op een afzonderlijk spoor of het masterspoor om een project spanning en drama te geven. Ook kun je met automatisering bepaalde sporen op een bepaald punt in de tijd accentueren, effectinstellingen in verschillende delen van het project wijzigen om het geluid te veranderen, en het tempo en de toonhoogte van het project als geheel wijzigen.
Je workflow bij het mixen versnellen en vereenvoudigen door het geluid van sporen uit te schakelen en sporen solo af te spelen.