Typen argumenten en waarden
Op deze pagina worden diverse termen uitgelegd die worden gebruikt bij de beschrijving van de functies in de functiekiezer.
Willekeurig waardetype
Als een argument wordt ingesteld als willekeurig, kan het een booleaanse waarde, een datum-tijdwaarde, een duurwaarde, een getalswaarde of een tekenreekswaarde zijn.
Matrices en matrixfuncties
Een matrix is een reeks waarden die door een functie wordt gebruikt of geretourneerd. Een matrixfunctie retourneert een matrix met waarden in plaats van één waarde. Matrixfuncties worden doorgaans gebruikt om een andere functie van waarden te voorzien.
Booleaanse uitdrukking en waardetype
Een booleaanse uitdrukking is een uitdrukking die de booleaanse waarde WAAR of ONWAAR retourneert. Een booleaanse waarde is een logische waarde WAAR (1) of ONWAAR (0) of een verwijzing naar een cel die een logische waarde WAAR of ONWAAR bevat of retourneert. Hoewel een booleaanse waarde meestal het resultaat van een booleaanse uitdrukking is, kan een booleaanse waarde ook rechtstreeks als argument van een functie of als celinhoud worden opgegeven. Een booleaanse waarde wordt vaak gebruikt om te bepalen welke uitdrukking door de functie ALS moet worden geretourneerd.
Waardetype 'verzameling'
Een argument dat als verzameling is gedefinieerd, kan verwijzen naar één bereik van tabelcellen of naar een matrix die door een matrixfunctie wordt geretourneerd. Een argument dat als verzameling is gedefinieerd, heeft een extra kenmerk dat aanduidt welke waardetypen het argument kan bevatten.
Een voorwaarde
Een voorwaarde is een uitdrukking die vergelijkingsoperatoren, constanten, de tekenreeksoperator '&' en verwijzingen kan bevatten. De inhoud van de voorwaarde moet zodanig zijn dat wanneer de voorwaarde wordt vergeleken met een andere waarde, dit resulteert in de booleaanse waarde WAAR of ONWAAR.
Uitdrukking met constanten
Een constante is een uitdrukking die rechtstreeks in de formule wordt opgegeven. Een constante roept geen functies aan en bevat geen celverwijzingen. In de volgende formule zijn de tekenreeksuitdrukkingen "beker" en "s" constanten:
SAMENVOEGEN("beker";"s")
Waardetype 'Datum-tijd'
Een datum-tijdwaarde is een waarde of een verwijzing naar een cel met een datum-tijdwaarde in een notatie die door Numbers wordt ondersteund. Hoewel je ervoor kunt kiezen om in een cel alleen een datum of tijd weer te geven, bestaan alle datum-tijdwaarden uit zowel een datum als een tijd.
Waardetype 'Duur'
Een duurwaarde is een tijdsduur of een verwijzing naar een cel die een tijdsduur bevat. Duurwaarden bestaan uit weken (w of weken), dagen (d of dagen), uren (u of uren), minuten (m of minuten), seconden (s of seconden) en milliseconden (ms of milliseconden).
Waardetype 'Lijst'
Een lijst is een door puntkomma's gescheiden opeenvolging van verschillende waarden. Bijvoorbeeld:
KIEZEN(3;"1e";"tweede";7;"laatste")
In sommige gevallen staat de lijst tussen een extra paar haakjes. Bijvoorbeeld:
BEREIKEN((B1:B5;C10:C12))
Modaal argument of waardetype
Een modaal argument kan een van verschillende mogelijke opgegeven waarden hebben. Modale argumenten bevatten meestal informatie over het type berekening dat met de functie moet worden uitgevoerd of over het gegevenstype dat de functie moet retourneren. Als een modaal argument een standaardwaarde heeft, wordt deze in de argumentbeschrijving aangegeven.
Waardetype 'Getal'
Een getalswaarde is een getal, een numerieke uitdrukking of een verwijzing naar een cel die een numerieke uitdrukking bevat. Als de acceptabele waarden van een getal beperkt zijn (als het getal bijvoorbeeld groter moet zijn dan 0), wordt dit in de argumentbeschrijving aangegeven.
Waardetype 'Bereik'
Een bereikwaarde is een verwijzing naar één cellenbereik (dit kan ook één cel zijn). Een bereikwaarde heeft een extra kenmerk in de argumentbeschrijving dat aangeeft welk type waarden de bereikwaarde moet bevatten.
Waardetype 'Verwijzing'
Een verwijzingswaarde is een verwijzing naar één cel of een cellenbereik.
Als het bereik uit meerdere cellen bestaat, worden de begincel en de eindcel van elkaar gescheiden met een dubbele punt. Bijvoorbeeld:
AANTAL(A3:D7).
Als wordt verwezen naar een cel in een andere tabel, moet de verwijzing de naam van de tabel bevatten. Bijvoorbeeld:
Tabel 2::B2.
De tabelnaam en de celverwijzing moeten worden gescheiden door twee dubbele punten (::). De naam van de tabel wordt automatisch opgenomen wanneer je bij het samenstellen van een formule een cel in een andere tabel selecteert.
Als wordt verwezen naar een cel in een tabel op een andere dia, een ander werkblad of een andere pagina, moet ook de naam daarvan worden opgenomen. Bijvoorbeeld:
SOM(Dia 2::Tabel 1::C2:G2).
De namen en celverwijzingen moeten worden gescheiden door twee dubbele punten (::). De naam van de dia (of het werkblad of document) en de naam van de tabel worden automatisch opgenomen wanneer je tijdens het samenstellen van een formule een cel op een andere locatie selecteert.
Waardetype 'Tekenreeks'
Een tekenreekswaarde bestaat uit nul of meer tekens of is een verwijzing naar een cel die nul of meer tekens bevat. De tekens kunnen alle afdrukbare tekens zijn, inclusief getallen.