SOM.ALS
De functie SOM.ALS retourneert de som van een verzameling getallen die aan een opgegeven voorwaarde voldoen.
SOM.ALS(toetswaarden; voorwaarde; somwaarden)
toetswaarden: De verzameling met de waarden die moeten worden getoetst. toetswaarden kan uit een willekeurige waarde bestaan.
voorwaarde: Een uitdrukking die waarden vergelijkt of test en die resulteert in de booleaanse waarde WAAR of ONWAAR. Een voorwaarde kan vergelijkingsoperatoren, constanten, de samenvoegingsoperator "&", verwijzingen en jokers bevatten. Je kunt jokers gebruiken om een of meer tekens in de uitdrukking te zoeken. Je kunt een ? (vraagteken) gebruiken om één teken te representeren, een * (asterisk) om meerdere tekens te representeren en het teken ~ (tilde) om aan te geven dat het daaropvolgende teken moet worden gezocht en niet als joker moet worden beschouwd.
somwaarden: Een optionele verzameling met de waarden waarvan de som moet worden berekend. somwaarden kan uit getalswaarden, datum-tijdwaarden of duurwaarden bestaan. Dit argument moet dezelfde dimensies hebben als toetswaarden.
Opmerkingen
Als je somwaarden weglaat, is de standaardwaarde toetswaarden.
Hoewel toetswaarden een willekeurige waarde kan bevatten, moet je in de meeste gevallen waarden van hetzelfde waardetype gebruiken.
Als je somwaarden weglaat, moet toetswaarden in de meeste gevallen alleen getals- of duurwaarden bevatten.
Voorbeelden |
---|
Gegeven wordt de onderstaande tabel. |
A | B | C | D | E | |
---|---|---|---|---|---|
1 | 1 | 10 | a | a | c |
2 | 2 | 20 | b | c | b |
3 | 3 | 30 | a | a | c |
4 | 4 | 40 | |||
5 | 5 | 50 | 1 | 5 | 9 |
=SOM.ALS(A1:A5; "<5") retourneert 10, omdat de som van 1, 2, 3 en 4 (de waarden kleiner dan 5 (voorwaarde) binnen het bereik toetswaarden A1:A5) 10 is. =SOM.ALS(A1:A5; "<5"; B1:B5) retourneert 100, omdat de som van 10, 20, 30 en 40 (de corresponderende waarden in kolom B (somwaarden is B1:B5) voor die waarden in kolom A die kleiner zijn dan 5) 100 is. =SOM.ALS(D1:E3; "=c"; A3:B5) retourneert 84, omdat de cellen in somwaarden (de cellen B3, A4 en B5) die corresponderen met de cellen in toetswaarden die gelijk zijn aan "c" (de cellen E1, D2 en E3) de waarden 30, 4 en 50 bevatten, die bij elkaar opgeteld 84 zijn. =SOM.ALS(A1:D5; 1) en =SOM.ALS(A1:D5; SOM(1)) retourneren beide 2, het totaal van alle instanties van 1 binnen het bereik. |