Records en kenmerken beheren in Adreslijsthulpprogramma op de Mac
Met Adreslijsteditor kun je records en kenmerken van een LDAP-adreslijst weergeven en bewerken.
WAARSCHUWING: Het verwijderen van bepaalde records of kenmerken kan ertoe leiden dat de server niet meer goed of helemaal niet meer werkt. Het wijzigen van gegevens in een adreslijst kan tot onverwachte en ongewenste resultaten leiden. Zo kun je per ongeluk gebruikers of computers de toegang ontzeggen of gebruikers juist onbedoeld toegang tot extra bronnen geven.
Nadat je met Adreslijsteditor gebruikers- of computerrecords hebt verwijderd, moet je met commandoregelprogramma's de bijbehorende Kerberos-identiteit en het Password Server-slot verwijderen. Als je dit niet doet, kan er een conflict optreden als je later een nieuwe gebruikers- of computerrecord aanmaakt.
Adreslijstgegevens bekijken of wijzigen
Klik in de app Adreslijsthulpprogramma op de Mac op 'Adreslijsteditor'.
Klik op het pop‑upmenu 'Weergave' en kies het type record dat je wilt wijzigen.
Kies uit het pop‑upmenu 'in node' het adreslijstdomein of de lokale adreslijst die je wilt wijzigen. Voer een authenticatie uit als beheerder van het domein of de lokale adreslijst.
Om een authenticatie uit te voeren, klik je op het hangslotsymbool naast de desbetreffende adreslijst.
Selecteer in de lijst met records de records die je wilt wijzigen.
Je kunt ook het zoekveld boven de lijst met records gebruiken.
Selecteer in de lijst met kenmerken het kenmerk dat je wilt bekijken of wijzigen.
De waarde van het geselecteerde kenmerk verschijnt onder de lijst met kenmerken. Je kunt de waarde van het kenmerk wijzigen.
Afhankelijk van het geselecteerde kenmerk kun je bepalen hoe de waarde wordt weergegeven. Klik hiervoor op 'Afbeelding', 'Tekst' of 'Gegevens'.
Sommige kenmerkwaarden zijn gedimd en kunnen niet worden gewijzigd.
Klik op 'Bewaar'.
Records en kenmerken toevoegen of verwijderen
Klik in de app Adreslijsthulpprogramma op de Mac op 'Adreslijsteditor'.
Klik op het pop‑upmenu 'Weergave' en kies het type record dat je wilt wijzigen.
Kies uit het pop‑upmenu 'in node' het adreslijstdomein of de lokale adreslijst die je wilt wijzigen. Voer een authenticatie uit als beheerder van het domein of de lokale adreslijst.
Om een authenticatie uit te voeren, klik je op het hangslotsymbool naast de desbetreffende adreslijst.
Voer de volgende stappen uit:
Een record toevoegen: Klik op de knop met het plusteken (onder de lijst met records) en geef onder de lijst met kenmerken een naam voor de record op.
Een record verwijderen: Selecteer de record die je wilt verwijderen en klik op de knop met het minteken onder de lijst met records.
Belangrijk: Je kunt het verwijderen van een record niet ongedaan maken.
Recordkenmerken toevoegen: Selecteer in de lijst met records de records die je wilt verwijderen. Klik op de knop met het plusteken (onder de lijst met kenmerken), kies een kenmerk uit het pop‑upmenu 'Nieuw kenmerk van type' en klik op 'OK'. Geef een waarde voor het nieuwe kenmerk op.
Als je 'Eigen' kiest uit het pop‑upmenu 'Nieuw kenmerk van type', geef je in het veld onder het pop‑upmenu een record van het type 'Eigen' op. Klik op 'OK'.
Recordkenmerken verwijderen: Selecteer het recordkenmerk dat je wilt verwijderen, klik op de knop met het minteken onder de lijst met records en klik op 'Bewaar'.