Computers beheren met Remote Desktop
In Remote Desktop kunt u op diverse manieren clientcomputers beheren en dagelijkse onderhoudstaken uitvoeren.
Computers gepland uitschakelen en opnieuw opstarten
U kunt alle Mac-computers uitschakelen in verband met onderhoud of tijdens een vakantieperiode, of ze allemaal opstarten voordat de lessen beginnen. Zie Een computer in de sluimerstand zetten, uitzetten, uitloggen of opnieuw opstarten. U kunt ook een Remote Desktop-bericht sturen, bijvoorbeeld om de gebruikers te vragen op een bepaald tijdstip hun computer uit te zetten. Zie Berichten versturen voor informatie.
Computernamen wijzigen
U kunt de naam van de Mac-computer van iedere gebruiker wijzigen in een naam die de naam van de gebruiker bevat. De computers zijn dan eenvoudiger te beheren wanneer gebruikers zich van les naar les verplaatsen met hun Mac. Zie Voorkeuren instellen op clientcomputers voor informatie.
UNIX-commando's versturen
Met Remote Desktop kunt u UNIX-shellscripts distribueren en uitvoeren op Mac-computers. Zo kunt u bijvoorbeeld met een script het volume hoger of lager zetten, een delingspunt activeren, schijfbevoegdheden herstellen of een webproxy instellen. Zie Commando's op afstand uitvoeren voor informatie.
Opstartschijven instellen
U kunt de opstartschijf van een Mac wijzigen om een diagnose uit te voeren of problemen op te lossen. Zie Voorkeuren instellen op clientcomputers voor informatie.
Computerlijsten beheren
Aan de hand van computerlijsten kunt u software beheren voor groepen computers. U kunt computerlijsten aanmaken voor verschillende doeleinden. U kunt bijvoorbeeld een computerlijst aanmaken voor de Mac-laptops die gebruikers van een bepaald schooljaar van de ene les naar de andere les meenemen, en een andere computerlijst aanmaken voor een computerlokaal met Mac-desktops. Een computer kan deel uitmaken van meerdere lijsten. Zie Computerlijsten beheren voor informatie.