Objecten verplaatsen en uitlijnen Keynote voor iCloud

1. Klik op het object zodat de selectiegrepen worden weergegeven of als het een tabel betreft, zodat de rijnummers en kolomletters worden weergegeven.

2. Voer een van de volgende stappen uit:

   • Voor afbeeldingen, afbeeldingengalerieën, video, audio, vormen, tekstvakken of diagrammen: Sleep ze naar een nieuwe locatie.

     Opmerking: Als het object regelgebonden binnen de tekst is geplaatst, kun je het naar een andere locatie binnen de huidige tekst, naar een ander tekstvak of naar een andere vorm op de dia slepen.

   • Voor tabellen: Sleep het vierkantje in de rechterbovenhoek van de tabel. (Als je het vierkantje niet ziet, klik je buiten de tabel en vervolgens klik je in een willekeurige cel in de tabel.)

     

Wanneer je een object knipt volgens de hieronder beschreven stappen (in plaats van een object te verwijderen), wordt het object dat je verwijdert opgeslagen zodat je het onmiddellijk op een nieuwe plek in je presentatie kunt plakken.

1. Selecteer een of meer objecten om te kopiëren.

2. Voer een van de volgende stappen uit:

   • Op een Mac: Druk op Command + C om de tekst te kopiëren of op Command + X om de tekst te knippen.

   • Op een Windows-computer: Druk op Control + C om de tekst te kopiëren of op Control + X om de tekst te knippen.

3. Om het object te plakken, klik je op de plaats waar je het wilt plakken en voer je een van de volgende stappen uit:

   • Op een Mac: Druk op Command + V.

   • Op een Windows-computer: Druk op Control + V.

4. Sleep het object om het een andere plaats te geven op de pagina.

Je kunt een object punt voor punt verplaatsen, zodat je de positie op de dia exact kunt bepalen.

• Selecteer een object en voer een of meer van de volgende stappen uit:

  • Een object één punt verplaatsen: Druk op een pijltoets.

  • Een object tien punten verplaatsen: Druk op een pijltoets terwijl je de Shift-toets ingedrukt houdt.

Je kunt objecten uitlijnen, zodat ze zich op de verticale of horizontale as bevinden.

1. Selecteer een of meer objecten en klik vervolgens op 'Orden' boven in de navigatiekolom 'Opmaak'  aan de rechterkant.

2. Klik op het venstermenu 'Lijn uit' en kies een optie.

   Als twee of meer objecten zijn geselecteerd, worden de objecten uitgelijnd met het object dat het meest in de geselecteerde richting staat. Als je bijvoorbeeld drie objecten links uitlijnt, blijft het meest linkse object op zijn plaats staan en worden de andere objecten hiermee uitgelijnd.

Je kunt objecten snel plaatsen zodat er evenveel ruimte tussen ze zit (op een horizontale of verticale as, of gelijkmatig langs beide assen).

1. Selecteer drie of meer objecten en klik vervolgens op 'Orden' boven in de navigatiekolom 'Opmaak'  aan de rechterkant.

2. Klik op het venstermenu 'Verdeel' en kies een optie:

   • Gelijkmatig: Objecten worden op een gelijke afstand van elkaar geplaatst op zowel de horizontale als de verticale as.

   • Horizontaal: Objecten worden op een gelijke afstand van elkaar geplaatst op een horizontale as.

   • Verticaal: Objecten worden op een gelijke afstand van elkaar geplaatst op een verticale as.

Je kunt de exacte plaats van de diagrammen, tekstvakken en afbeeldingen specificeren met gebruik van x- en y-coördinaten.

1. Selecteer een diagram, tekstvak, vorm of afbeelding.

2. Klik op 'Orden' boven in de navigatiekolom 'Opmaak'  aan de rechterkant en voer de x- en y-waarden in de velden 'Positie' in.

   • X: De waarde wordt gemeten vanaf de linkerrand van de dia tot de linkerbovenhoek van het object

   • Y: De waarde wordt gemeten vanaf de bovenrand van de dia tot de linkerbovenhoek van het object

   Als een object is geroteerd, verwijzen de x- en y-coördinaten naar de huidige linkerbovenhoek, niet de oorspronkelijke hoek.

   Als het object een lijn is, gebruik je de regelaars Start en Einde om de x- en y-waarden te wijzigen. De Start-coördinaten verwijzen het eindpunt linksonder van de lijn wanneer deze voor het eerst aan je presentatie wordt toegevoegd. Als je later de lijn roteert of spiegelt, blijven de Start-coördinaten verwijzen naar het oorspronkelijke eindpunt.

Je kunt hulplijnen aanzetten om je te helpen objecten te plaatsen in relatie tot de diaranden of andere objecten op de dia. Je kunt deze hulplijn en weer uitzetten als je ze niet meer nodig hebt.

1. Klik op de knop 'Meer'  in de knoppenbalk en kies vervolgens 'Voorkeuren'.

2. Klik op de knop 'Hulplijnen' en schakel het aankruisvak naast een hulplijn in of uit om de hulplijn in of uit te schakelen.

   • Middenhulplijnen: Geven aan wanneer het midden van het object dat je aan het slepen bent, is uitgelijnd met het midden van de dia of met het midden van een ander object.

   • Randhulplijnen: Geven aan wanneer de rand van het object dat je aan het slepen bent, is uitgelijnd met de rand van de dia of met de rand van een ander object.

   • Hulplijnen voor afstand: Geven aan wanneer drie of meer objecten op de dia even ver uit elkaar staan.