VARP
De functie VARP retourneert de (ware) populatievariantie (een spreidingsmaat) van een verzameling numerieke waarden.
VARP(waarde; waarde…)
waarde: Een getalswaarde of een datum-tijdwaarde of een verzameling met deze waardetypen. Alle waarden moeten van hetzelfde waardetype zijn en er zijn minimaal twee waarden vereist.
waarde…: Optioneel kunnen een of meer extra waarden of waardeverzamelingen worden toegevoegd.
Opmerkingen
Met de functie VARP wordt de (ware) populatievariantie (tegengestelde van de (zuivere) steekproefvariantie) berekend door de som van de kwadraten van de varianties van de gegevenspunten te delen door het aantal waarden.
Je kunt de functie VARP gebruiken als de opgegeven waarden de totale verzameling of populatie omvatten. Als de waarden die je analyseert deel uitmaken van een grotere populatie, gebruik je de functie VAR.
De functie STDEVP retourneert de vierkantswortel van de variantie die wordt geretourneerd door de functie VARP.
Voorbeeld |
---|
Stel dat je een kleine klas met vijf leerlingen vijf toetsen hebt laten maken. Met de functie VARP kun je op basis van de gegevens van deze populatie bepalen van welke toets de scores de grootste spreiding vertonen. Deze informatie kan handig zijn bij het opstellen van lesprogramma's, het vaststellen van potentiële probleemvragen of voor andere analyses. Je voert in een lege tabel de toetsscores in: in kolom A tot en met E typ je de scores van iedere leerling en in rij 1 tot en met 5 typ je de naam van de vijf leerlingen. De tabel zou er als volgt uitzien: |
| A | B | C | D | E |
---|---|---|---|---|---|
1 | 75 | 82 | 90 | 78 | 84 |
2 | 100 | 90 | 95 | 88 | 90 |
3 | 40 | 80 | 78 | 90 | 85 |
4 | 80 | 35 | 95 | 98 | 92 |
5 | 90 | 98 | 75 | 97 | 88 |
=VARP(A1:A5) retourneert ongeveer 416, de populatievariantie van de resultaten van toets 1. =VARP(B1:B5) retourneert ongeveer 481,6, de populatievariantie van de resultaten van toets 2. =VARP(C1:C5) retourneert ongeveer 72,24, de populatievariantie van de resultaten van toets 3. =VARP(D1:D5) retourneert ongeveer 52,16, de populatievariantie van de resultaten van toets 4. =VARP(E1:E5) retourneert ongeveer 8,96, de populatievariantie van de resultaten van toets 5. Toets 2 vertoont dus de grootste spreiding (de variantie is een maatstaf van de spreiding), op de voet gevolgd door toets 1. De overige drie toetsen vertonen een kleinere spreiding. |
Voorbeeld – Onderzoeksresultaten |
---|
Kijk bij de functie AANTAL.ALS voor een voorbeeld van de manier waarop deze functie en diverse andere statistische functies worden toegepast op de resultaten van een onderzoek. |