Bestanden en mappen opgeven in Terminal
De meeste commando's worden uitgevoerd op bestanden en mappen, waarvan de locatie wordt aangegeven met een pad. De mapnamen die in een pad zijn opgenomen, worden met schuine strepen van elkaar gescheiden. Het pad naar het programma Terminal is bijvoorbeeld '/Programma's/Hulpprogramma's/Terminal.app'.
De volgende tabel geeft een overzicht van de standaard aanduidingen van bepaalde mappen. Deze aanduidingen worden relatief ten opzichte van de huidige map opgegeven, zodat je niet telkens het volledige pad hoeft in te voeren.
Toetscombinatie of verkorte procedure | Beschrijving | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
. | Eén punt verwijst naar de huidige map. Met de tekenreeks ". /Test.c" verwijst je bijvoorbeeld naar het bestand 'Test.c' in de huidige map. | ||||||||||
.. | Gebruik twee punten om te verwijzen naar de bovenliggende map van de huidige map. Met de tekenreeks ".. /Test" verwijst je bijvoorbeeld naar een map (met de naam 'Test') op hetzelfde niveau als de huidige map. | ||||||||||
~[gebruikersnaam] | Met een tilde geef je de thuismap van de ingelogde gebruiker aan. Als je bijvoorbeeld de map 'Documenten' van de huidige gebruiker wilt opgeven, typ je "~/Documents". Om de map 'Documenten' van een andere gebruiker op te geven, gebruik je de korte naam van de gebruiker, voorafgegaan door een tilde (~). Je typt dan bijvoorbeeld "~jsmit/Documents". In macOS bevindt deze map zich in de lokale map '/Gebruikers' of op een netwerkserver. Om een lijst van korte namen op je server op te vragen, typ je |
Namen van bestanden en mappen kunnen letters, cijfers, een punt en het onderstrepingsteken bevatten. Vermijd de meeste andere tekens, inclusief spaties. Hoewel het in sommige bestandssystemen wel mogelijk is om deze andere tekens, waaronder spaties, te gebruiken, moet je mogelijk enkele of dubbele aanhalingstekens typen rond padnamen die deze tekens bevatten.
Voor afzonderlijke tekens kun je ook aangeven dat het teken letterlijk moet worden geïnterpreteerd door direct vóór het teken in de reeks een backslash te typen. De padnaam 'Mijn schijf' is dan 'Mijn schijf' of 'Mijn\ schijf'.