Toetscombinaties in Scripteditor op de Mac
In de Scripteditor-app op de Mac kun je veel taken snel uitvoeren met toetscombinaties en gebaren. Bekijk de onderstaande toetscombinaties en gebaren en de toetscombinaties en gebaren in de Scripteditor-menu's in de menubalk. In appmenu's worden toetscombinaties weergegeven met symbolen.
Opmerking: De toetscombinaties in apps kunnen verschillen afhankelijk van de taal en toetsenbordindeling die je op je Mac gebruikt. Als de onderstaande toetscombinaties anders werken dan verwacht, kijk je in de appmenu's in de menubalk om te zien wat de juiste toetscombinaties zijn. Je kunt ook de toetsenbordweergave gebruiken om de huidige toetsenbordindeling (oftewel de invoerbron) te bekijken.
Actie | Toetscombinatie |
---|---|
De beschrijving in het scriptvenster tonen of verbergen | Command + 1 |
Het loggedeelte onder in het Scripteditor-venster tonen of verbergen | Command + 2 |
De resultaten in het scriptvenster tonen of verbergen | Command + 3 |
Het script uitvoeren | Command + R |
Het script stoppen | Command + . (punt) |
De opnamemodus activeren | Shift + Command + R |
Het script compileren | Command + K of de Enter-toets |
Zoeken | Command + F |
Vooruit zoeken naar de zoekterm | Command + G |
Achteruit zoeken naar de zoekterm | Shift + Command + G |
De geselecteerde tekst zoeken | Command + E |
Naar de selectie in het Scripteditor-venster gaan | Command + J |
Het bibliotheekvenster openen | Shift + Command + L |
Het venster met de resultaatgeschiedenis openen | Option + Command + R |
Het venster met de loggeschiedenis openen | Option + Command + L |
Het venster minimaliseren | Command + M |
Alles selecteren | Command + A |
Aanvullen | Option + Escape (esc) |
Scripteditor-instellingen openen | Command + komma (,) |
Een nieuw script openen | Command + N |
Open het volgende | Command + O |
Een woordenboek openen | Shift + Command + O |
Het venster sluiten | Command + W |
De laatste handeling ongedaan maken | Command + Z |
De herstelde handeling herhalen | Shift + Command + Z |
Knippen | Command + X |
Kopiëren | Command + C |
Plakken | Command + V |
Een verwijzing naar een object plakken | Shift + Command + V |