Voordat u begint
Er zijn twee veelvoorkomende typen wifiwachtwoordbeveiliging (ook wel bekend als codering of encryptie) die kunnen worden gebruikt door wifibasisstations. De voorkeursmethode heet 'Wi-Fi Protected Access', in het AirPort-configuratieprogramma aangeduid als 'WPA2 - persoonlijk' of 'WPA/WPA2 - persoonlijk'.
De andere methode heet 'Wired Equivalent Privacy' (WEP). Deze methode is ouder en veel minder veilig. Deze wordt in het AirPort-configuratieprogramma aangeduid als 'WEP (Transitional Security Network)'. Gebruik WEP alleen als dit het enige type wifibeveiliging is dat het apparaat ondersteunt, en wees u ervan bewust dat het gebruik van deze methode tegenwoordig zeer onveilig is. Als u toch WEP moet gebruiken, probeer dan het WEP-wifinetwerk te configureren als apart en afgezonderd netwerksegment dat alleen de apparaten bevat die WEP vereisen. Gebruik vervolgens een netwerkrouter om het afgezonderde WEP-netwerk te verbinden met het WPA-hoofdnetwerk.
Inloggen
Klik op het AirPort-symbool in de menubalk en kies het gewenste netwerk. Er wordt een inlogvenster weergegeven met de mededeling 'Voor het wifinetwerk ... is een WPA-wachtwoord vereist' (voor een WPA-netwerk) of 'Voor het wifinetwerk ... is een WEP-wachtwoord vereist' (voor een WEP-netwerk).
Voer het wachtwoord in en klik op 'OK'. Neem contact op met de netwerkbeheerder als u het wachtwoord niet weet.
Voor draadloze WEP-netwerken van andere fabrikanten
Wanneer u verbinding wilt maken met een niet-Apple gecodeerd draadloos netwerk vanaf een computer met een AirPort-kaart, moet u één van de twee verschillende wachtwoordstijlen gebruiken (de netwerkbeheerder bepaalt welke). Dit zijn:
ASCII-wachtwoord
Als u een wachtwoord hebt gekregen in gewone ASCII-tekst, gebruikt u dubbele aanhalingstekens (") voor en na het wachtwoord. Deze wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig en hebben een lengte van minstens 5 tekens voor netwerken met 40-bits codering of van minstens 13 tekens voor netwerken met 128-bits codering.
- 

- Voorbeeld van 40-bits: "pw123" 

- Voorbeeld van 128-bits: "password12345" 

Hexadecimaal wachtwoord
Als u een wachtwoord hebt gekregen dat alleen hexadecimale tekens gebruikt (deze tekens zijn abcdef0123456789), typt u een dollarteken ($) vóór het wachtwoord. Deze wachtwoorden hebben een lengte van ten minste 10 tekens voor netwerken met 40-bits codering of ten minste 26 tekens voor netwerken met 128-bits codering.
Opmerking: Bij een hexadecimaal wachtwoord heet het dollarteken een 'Hex Escape'. Hiermee weet de software dat de erop volgende tekens als een hexadecimaal getal moeten worden behandeld. Andere mogelijke Hex Escapes zijn '0x' en '0X' (nul-x, waarbij de 'x' zowel een hoofdletter als een kleine letter mag zijn).
Voorbeeld van 40-bits: $1234abcdef
Voorbeeld van 40-bits: 0x1234abcdef
Voorbeeld van 128-bits: $12345678901234567890abcdef
Voorbeeld van 128-bits: 0x12345678901234567890abcdef
Opmerking: Als u niet zeker weet welk type wachtwoord u hebt, kunt u beide bovengenoemde methoden proberen of contact opnemen met de netwerkbeheerder voor informatie over het wachtwoord.
Meer informatie
Als u bent ingelogd, toont het AirPort-symbool in de menubalk de signaalsterkte van de draadloze netwerkverbinding. Als alle vier strepen donker zijn, betekent dit dat u zeer goede ontvangst hebt. Als u dit symbool niet ziet in de menubalk, kunt u het inschakelen in de AirPort-voorkeuren.
Terminologie: afleiding van 40-bits en 128-bits
Gecodeerde draadloze netwerken gebruiken 40-bits of 128-bits sleutels. De sleutel wordt verstrekt in de ASCII-codering (8-bits) of de hexadecimale codering (4-bits).
Bij hexadecimale codering heeft elk teken in de uiteindelijke coderingssleutel na conversie naar hexadecimaal een lengte van vier bits. De 26 tekens van een 128-bits sleutel hebben samen een lengte van 104 bits. Dit 104-bits wachtwoord wordt gecombineerd met een zogenaamde initialisatievector, een willekeurig 24-bits getal, om de 128-bits coderingssleutel te vormen. De initialisatievector wordt met elk verstuurd gegevenspakket meegestuurd en is onderdeel van het WEP-algoritme (Wired Equivalent Privacy) en de 802.11b-standaard. Bij 40-bits codering vormen de tien hexadecimale tekens 40 bits, die vervolgens worden gecombineerd met de initialisatievector tot een 64-bits coderingssleutel. De aanduiding '40-bits' is in dit verband misleidend, want in werkelijkheid bestaat de coderingssleutel uit 64 bits. Als gevolg hiervan kan in sommige referentiedocumenten worden verwezen naar 64-bits in plaats van 40-bits.
Wanneer ASCII-codering wordt gebruikt, is elk teken in de uiteindelijke coderingssleutel acht bits. Vijf tekens zijn dus gelijk aan 40 bits en dertien tekens zijn gelijk aan 104 bits. Dezelfde initialisatievector wordt toegevoegd, zodat het totale aantal bits op 64 dan wel 128 bits komt.