Thuismappen configureren voor gebruikersaccounts in Adreslijsthulpprogramma op de Mac
Op een computer die is geconfigureerd voor het gebruik van de Active Directory-connector van Adreslijsthulpprogramma, kun je het gebruik van netwerkthuismappen of lokale thuismappen voor Active Directory-gebruikersaccounts in- of uitschakelen.
Bij netwerkthuismappen wordt de thuismap in het Windows-netwerk van een gebruiker geactiveerd als macOS-thuismap zodra de gebruiker inlogt.
Je kunt zelf aangeven of de thuismap van het netwerk wordt bepaald door het standaardkenmerk 'homeDirectory' van Active Directory of door het kenmerk 'homeDirectory' van macOS, als dit in het Active Directory-schema is opgenomen.
Bij lokale thuismappen heeft iedere Active Directory-gebruiker die zich aanmeldt een thuismap op het macOS-opstartvolume. Bovendien wordt de netwerkthuismap van de gebruiker geactiveerd als een netwerkvolume, zoals een sharepoint. De gebruiker kan bestanden kopiëren van dit netwerkvolume naar de lokale thuismap en omgekeerd.
Klik in de app Adreslijsthulpprogramma op de Mac op 'Voorzieningen'.
Klik op het hangslotsymbool.
Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord van een beheerder in en klik op 'Wijzig configuratie' (of gebruik Touch ID).
Selecteer 'Active Directory' en klik op de knop 'Wijzig de instellingen voor de geselecteerde voorziening' .
Als de geavanceerde opties verborgen zijn, klik je op het driehoekje naast 'Toon opties'.
Klik op 'Gebruikersinstellingen'.
Klik op 'Forceer gebruik van lokale thuismap op opstartschijf' als je wilt dat Active Directory-gebruikersaccounts lokale thuismappen hebben in de map '/Gebruikers' van de computer.
Deze optie is niet beschikbaar als 'Maak mobiele account aan tijdens inloggen' is ingeschakeld.
Als je het standaardkenmerk van Active Directory wilt gebruiken als locatie voor de thuismap, selecteer je 'Gebruik UNC-pad uit Active Directory om netwerkthuislocatie te bepalen' en kies je vervolgens een van de volgende protocollen voor het krijgen van toegang tot de thuismap:
Om het standaardprotocol SMB van Windows te gebruiken, klik je op het venstermenu 'Te gebruiken netwerkprotocol' en kies je 'smb'.
Om het standaardprotocol AFP van Mac te gebruiken, klik je op het venstermenu 'Te gebruiken netwerkprotocol' en kies je 'afp'.
Als je het kenmerk van macOS wilt gebruiken als locatie voor de thuismap, schakel je 'Gebruik UNC-pad uit Active Directory om netwerkthuislocatie te bepalen' uit.
Als je het kenmerk van macOS wilt gebruiken, moet dit in het Active Directory-schema zijn opgenomen.
Klik op 'OK'.
Als je de naam wijzigt van een gebruikersaccount in het Active Directory-domein, worden er door de server een thuismap en submappen aangemaakt voor de account wanneer hiermee de volgende keer wordt ingelogd op een Mac. De gebruiker kan nog steeds naar de oude thuismap navigeren en de inhoud ervan bekijken in de Finder.
Je kunt voorkomen dat een thuismap wordt aangemaakt door de naam van de oude thuismap te wijzigen voordat de gebruiker de volgende keer inlogt.