Trackpadgebaren op de iPad
Je kunt een Magic Trackpad, waaronder het Magic Trackpad 2 of het geĆÆntegreerde trackpad van het Magic Keyboard voor de iPad, gebruiken om onder andere apps te openen, naar het beginscherm te gaan en Slide Over te open (iPadOS 13.4 of hoger). Het Magic Trackpad en Magic Keyboard voor de iPad zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
Trackpadgebaren voor het Magic Trackpad, Magic Trackpad 2 en het Magic Keyboard voor de iPad
Gebaar | Beschrijving | ||||||||||
![]() | Klikken. Druk met een vinger tot je een klik voelt. | ||||||||||
![]() | Klikken en vasthouden. Houd een vinger op een onderdeel. | ||||||||||
![]() | Slepen. Houd een vinger op een onderdeel en veeg je vinger over het trackpad om het onderdeel te verplaatsen. | ||||||||||
![]() | De iPad uit de sluimerstand halen. Klik op het trackpad. Als je een extern toetsenbord gebruikt, kun je ook op een toets drukken. | ||||||||||
![]() | Het Dock openen. Veeg de aanwijzer met Ć©Ć©n vinger langs de onderkant van het scherm. | ||||||||||
![]() | Naar het beginscherm gaan. Veeg de aanwijzer met Ć©Ć©n vinger langs de onderkant van het scherm. Nadat het Dock is verschenen, veeg je de aanwijzer weer langs de onderkant van het scherm. Je kunt ook op de balk onder in het scherm klikken (op een iPad met Face ID). | ||||||||||
![]() | Slide Over openen. Veeg de aanwijzer met Ć©Ć©n vinger langs de rechterrand van het scherm. Veeg nogmaals naar rechts om Slide Over te verbergen. | ||||||||||
![]() | Het bedieningspaneel openen. Beweeg de aanwijzer met een vinger om de statussymbolen rechtsbovenin te selecteren en klik. Je kunt ook de statussymbolen rechtsbovenin met Ć©Ć©n vinger selecteren en vervolgens omhoog vegen. | ||||||||||
![]() | Het berichtencentrum openen. Beweeg de aanwijzer met een vinger langs de bovenkant van het scherm in het midden. Of selecteer de statussymbolen linksboven en klik. |
Extra gebaren voor het Magic Trackpad 2 en het Magic Keyboard voor de iPad
Gebaar | Beschrijving | ||||||||||
![]() | Omhoog of omlaag scrollen. Veeg met twee vingers omhoog of omlaag. | ||||||||||
![]() | Naar links of naar rechts scrollen. Veeg met twee vingers naar links of naar rechts. | ||||||||||
![]() | Zoomen. Plaats twee vingers dicht bij elkaar. Beweeg je vingers uit elkaar om in te zoomen of beweeg ze naar elkaar toe om uit te zoomen. | ||||||||||
![]() | Naar het beginscherm gaan. Veeg met drie vingers omhoog. | ||||||||||
![]() | De appkiezer openen. Veeg met drie vingers omhoog en wacht even voordat je je vinger optilt. Je kunt ook vier vingers naar elkaar toe bewegen en even wachten voordat je je vinger optilt. | ||||||||||
![]() | Schakelen tussen geopende apps. Veeg met drie vingers naar links of rechts. | ||||||||||
![]() | De Vandaag-weergave openen. Veeg met twee vingers naar rechts op het beginscherm of het toegangsscherm. | ||||||||||
![]() | Het zoekveld openen vanuit het beginscherm. Veeg met twee vingers omlaag. | ||||||||||
![]() | Secundair klikken. Klik met twee vingers om snelmenutaken weer te geven voor onderdelen, zoals symbolen op het beginscherm, berichten in een postbus en de cameraknop in het bedieningspaneel. Of houd op een extern toetsenbord de Control-toets ingedrukt terwijl je op het trackpad klikt. |