Instellingen van samengestelde apparaten
Het samengestelde apparaat functioneert pas correct als voor alle apparaten in het samengestelde apparaat dezelfde samplefrequentie is ingesteld.
Voor elk apparaat moet de samplefrequentie overeenkomen met de samplefrequentie van het apparaat dat je uit het venstermenu 'Clock-bron' hebt gekozen.
De samplefrequentie instellen
Klik op het driehoekje naast de naam van het samengestelde apparaat.
Selecteer een van de apparaten in het samengestelde apparaat, klik op het venstermenu 'Structuur' en kies de samplefrequentie en bitdiepte.
Herhaal stap 2 voor alle apparaten in het samengestelde apparaat en gebruik voor elk apparaat dezelfde samplefrequentie en bitdiepte.
Afwijkingscorrectie inschakelen
Als de apparaten in het samengestelde apparaat niet hardwarematig worden gesynchroniseerd, moet je afwijkingscorrectie inschakelen (ook wel opnieuw samplen genoemd), om de afwijking te compenseren die ontstaat in de gegevens die tussen de apparaten worden uitgewisseld.
Selecteer het samengestelde apparaat in de lijst.
Kies de instellingen voor het samengestelde apparaat.
Als geen enkel apparaat in het samengestelde apparaat hardwarematig wordt gesynchroniseerd, kies je uit het venstermenu 'Clock-bron' het apparaat met de betrouwbaarste klok. Schakel vervolgens voor elk apparaat het aankruisvak 'Afwijkingscorrectie' in.
Als sommige apparaten in het samengestelde apparaat wel hardwarematig worden gesynchroniseerd, kies je de primaire klok die je voor de hardwaresynchronisatie wilt gebruiken uit het venstermenu 'Clock-bron'. Schakel vervolgens voor elk apparaat zonder hardwarematige synchronisatie het aankruisvak 'Afwijkingscorrectie' in.
Als alle apparaten in het samengestelde apparaat hardwarematig worden gesynchroniseerd, kies je de primaire klok die je voor de hardwaresynchronisatie wilt gebruiken uit het venstermenu 'Clock-bron'. Zorg ervoor dat alle aankruisvakken voor afwijkingscorrectie zijn uitgeschakeld.